Wie een vergoeding van schade als gevolg van een verliesvaststellingsbeschikking wil
ontvangen, moet niet in beroep gaan tegen de verliesverrekeningsbeschikking.

Een bv krijgt over het boekjaar 2006/2007 een nihilaanslag vennootschapsbelasting
opgelegd. De belastbare winst is namelijk dat jaar negatief. Daarnaast stelt de Belastingdienst
een verliesvaststellingsbeschikking op. Volgens deze beschikking bedraagt het verrekenbare
verlies € 62.692. De bv gaat met succes in beroep tegen de verliesvaststellingsbeschikking.
De belastingrechter stelt het verlies over het boekjaar 2006/2007 op € 1.581.368.
Vervolgens is het verlies van het boekjaar 2006/2007 gedeeltelijk verrekend met de
winst van het boekjaar 2003/2004. Ter zake van deze verliesverrekening is geen rente
vergoed. De bv verzoekt echter om een vergoeding van rente ‘in welke vorm dan ook’
over de periode van 7 augustus 2010 tot en met 30 mei 2017. Zij gaat in beroep tegen
de verliesverrekeningsbeschikking.

Rentederving door verliesvaststellingsbeschikking De Hoge Raad merkt op dat de verliesverrekeningsbeschikking ten onrechte niet gelijktijdig
met het vaststellen van de aanslag in de vennootschapsbelasting voor het boekjaar
2006/2007 is gegeven. Maar die omstandigheid is onvoldoende om het beroep betreffende
de verliesverrekeningsbeschikking gegrond te verklaren. De verrekening van een verlies
kan immers ook plaatsvinden in andere situaties dan bij het vaststellen van een belastingaanslag.
Bovendien heeft de bv rente gederfd door de verliesvaststellingsbeschikking en niet
door de verliesverrekeningsbeschikking. Verder heeft de wetgever voorzien in een uitputtende
regeling voor wat betreft de rentevergoeding. Deze regeling komt erop neer dat in
situaties van achterwaartse verliesverrekening geen recht bestaat op de vergoeding
van rente. Evenmin bestaat in zo’n geval recht op rente in de vorm van schadevergoeding.

Bron: Hoge Raad 24-05-2024.