Laat een btw-ondernemer tijdens de bouw van een voor verhuur bestemde woning zonnepanelen
aan het dak bevestigen? En gebruikt hij vervolgens de verhuurwoning als geheel voor
economische activiteiten? Dan vormen de verhuurwoning en de zonnepanelen voor de btw
één investeringsgoed.

Een man laat op zijn perceel een woning met zonnepanelen bouwen. Deze woning is bestemd
voor btw-vrijgestelde verhuur. De elektriciteit van de zonnepanelen wordt gebruikt
voor de voor verhuur bestemde woning en de eigen woning van de man. Hij levert het
surplus tegen een vergoeding aan een energiebedrijf. Voor de bouw van de verhuurwoning
is aan de man € 50.739 aan btw in rekening gebracht. Hiervan heeft € 2.959 betrekking
op de zonnepanelen. De inspecteur heeft bij beschikking ‘slechts’ teruggaaf verleend
van bedrag van € 2.959. Hof Den Haag heeft dit bedrag verhoogd tot € 4.428. De staatssecretaris
heeft cassatieberoep aangetekend.

Investeringsgoed wordt uitsluitend gebruikt voor bedrijfsdoeleinden De Hoge Raad overweegt als volgt. Rekent een ondernemer, zoals de man met betrekking
tot de verhuurwoning, een investeringsgoed tot zijn ondernemingsvermogen? En gebruikt
hij dat goed als zodanig uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden? Dan moet men aannemen
dat de uitgaven die zijn gemaakt voor dat investeringsgoed rechtstreeks en onmiddellijk
verband houden met de economische activiteiten van die ondernemer. Voor het vaststellen
van een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen uitgaven en gebruik voor bedrijfsdoeleinden
is niet van belang of die belastbare handelingen geheel of gedeeltelijk zijn vrijgesteld
van btw. Het (impliciete) hofoordeel luidt dat de uitgaven van de man voor de verhuurwoning
hun uitsluitende oorzaak vinden in de economische activiteiten van belanghebbende
en dat die uitgaven objectief daarmee verband houden. Dat hofoordeel is volgens de
Hoge Raad cassatieproof. Het ‘hoe dan ook’-criterium uit het arrest van de Hoge Raad
van 16 juli 2021 is in dit geval niet van toepassing.

Maar één investeringsgoed Verder zet de Hoge Raad uiteen dat men de voor verhuur bestemde woning met de daarop
geplaatste zonnepanelen als één investeringsgoed in aanmerking moet nemen. Voor de
aftrek van btw ter zake van de huurwoning, telt daarom – anders dan waarvan het hof
is uitgegaan – alle btw mee die ter zake van de bouw en levering van de huurwoning
plus zonnepanelen in rekening is gebracht. In deze casus gebruikt de ondernemer een
investeringsgoed voor zowel belaste als vrijgestelde handelingen. In zo’n situatie
kan de ondernemer de voorbelasting in aftrek brengen op basis van de pro rata-methode.

Te hoge btw-teruggaaf Aan belanghebbende is voor de bouw van de voor verhuur bestemde woning inclusief zonnepanelen
€ 50.739 in rekening gebracht. Ook indien wordt uitgegaan van het door het hof vastgestelde
aftrekbare percentage van vijf, moet worden geoordeeld dat de teruggaaf van € 2.959
hoger is geweest dan waarop belanghebbende recht heeft. Daarom slaagt het cassatieberoep
van de staatssecretaris. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak en bevestigt de uitspraak
van de rechtbank.

Bron: Hoge Raad 31-05-2024, Hof Den Haag 11-11-2021 (gepubl. 02-12-2021), Hoge Raad
16-07-2021