Een lichaam dat het goederenvervoer naar een veiling regelt en daar optreedt om die
goederen te verhandelen, is nog geen vaste vertegenwoordiger van de goederenproducent.

Een Nederlandse holding en een Nederlandse dochtervennootschap vormen een fiscale
eenheid (FE) voor de vennootschapsbelasting. De dochtervennootschap drijft een onderneming
in de vorm van een pelsdierenfokkerij. Zij verkoopt pelsen van voornamelijk nertsen
via een (online) Noord-Amerikaans veilinghuis. De dochtervennootschap heeft meerdere
accounts bij dit veilinghuis. De opbrengsten die de dochtervennootschap ontvangt op
deze accounts, boekt zij over naar de Luxemburgse bankrekening van de enig aandeelhouder
van de holding. Tijdens een onderzoek naar Nederlanders met buitenlandse bankrekeningen
ontdekt de Belastingdienst dat de dga van de holding bankrekeningen in Luxemburgse
aanhoudt. De inspecteur besluit om te verzoeken om verdere informatie. Daarop ontvangt
hij een overzicht van de ontvangsten van de dochtervennootschap op haar account bij
het veilinghuis. Naar aanleiding van deze informatie legt de Belastingdienst de FE
navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting op over de jaren 2006, 2008, 2009 en
2012. Ook moet de FE vergrijpboetes en belastingrente betalen. Daarop begint de FE
een beroepsprocedure.

Geen vaste vertegenwoordiger Voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt de FE dat Nederland niet mag heffen over
de opbrengsten die zij heeft behaald via het Noord-Amerikaanse veilinghuis. Die opbrengsten
zouden zijn behaald in Canada met behulp van een vaste vertegenwoordiger, aldus de
FE. Het gaat om een bv die het vervoer van de pelsen naar de veilingen in Canada regelt.
Bovendien treedt die bv aldaar op als gemachtigde van de FE om de pelsen te verhandelen.
Maar de rechtbank vindt deze motivering onvoldoende om de bv aan te merken als vaste
vertegenwoordiger van de FE. In beginsel zijn de navorderingsaanslagen terecht opgelegd.
Wel vindt de rechtbank dat de navorderingsaanslag over 2006 te hoog is. Bovendien
moet een boetematiging plaatsvinden vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

Navordering over inkomen uit aanmerkelijk belang Overigens merkt de Belastingdienst de overboekingen van de veilingopbrengsten op de
Luxemburgse bankrekening van de dga aan als een winstuitdeling door de FE. De inspecteur
rekent de helft van deze winstuitdeling toe aan de dga en de andere helft aan zijn
partner. Vervolgens vordert hij de inkomstenbelasting over deze winstuitdelingen na.
Volgens de rechtbank is dat in principe terecht. In de bijbehoren de beroepsprocedures
verlaagt de rechtbank de navorderingsaanslagen over 2006 en 2007 omdat de fiscus is
uitgegaan van te hoge bedragen. En ook hier vermindert de rechtbank de vergrijpboetes
wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 25-04-2024 (gepubl. 03-05-2024).