Voor een aftrek op het bijdrage-inkomen moet de lijfrente zijn bedongen in verband
met een FOR-vrijval. Een stakingswinstlijfrente hoeft niet hetzelfde te worden behandeld.

De exploitant van een tennisschool staakt zijn onderneming op 30 september 2018. Hij
bedingt voor de stakingswinst van € 128.785 een lijfrente. De inspecteur berekent
het bijdrage-inkomen voor de inkomensafhankelijke Zvw-bijdrage op € 147.194, en legt
een Zvw-aanslag op naar het maximum bijdrage-inkomen van € 54.614. Volgens de ex-ondernemer
moet de koopsom voor de stakingswinstlijfrente worden afgetrokken van het bijdrage-inkomen,
zodat het bijdrage-inkomen uitkomt op € 18.409.
Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigt de uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland (niet gepubliceerd)
en oordeelt dat het bijdrage-inkomen juist is vastgesteld. De ex-ondernemer legt het
arrest van de Hoge Raad van 23 november 2018 verkeerd uit. In dit arrest wordt geen
onderscheid gemaakt tussen de vrijval van een fiscale oudedagsreserve (FOR) bij staking,
en een FOR-vrijval zonder staking. Voor een aftrek op het bijdrage-inkomen is alleen
van belang of de lijfrente is bedongen in verband met de vrijval van de FOR. Er is
in dit geval geen sprake van een dergelijke lijfrente. Uit het arrest van de Hoge
Raad van 4 februari 2022 volgt dat de wetgever gevallen waarin een (stakingswinst)lijfrente
is bedongen anders kan behandelen. Het niet aftrekken van de koopsom van het bijdrage-inkomen
is daarom niet strijdig met EU-recht.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 2-5-2023 (gepubl. 12-5-2023), Hoge Raad 23-11-2023, Hoge
Raad 04-02-2022