Als een bestuursorgaan te lang doet over een verzoek om ambtshalve vermindering van
een aanslag, is het een dwangsom verschuldigd.

Advocaat-generaal (A-G) IJzerman heeft in het belang der wet cassatie ingesteld. In
de onderliggende zaak heeft een mede-eigenaar van een pand op 15 oktober 2019 een
verzoek ingediend om een ambtshalve vermindering van een aanslag gemeentelijke heffingen.
Nadat zij eerder in gebrek is gesteld, vermindert de gemeente de aanslag op 2 februari
en 12 maart 2020. Maar zij heeft het verzoek om toekenning van een dwangsom afgewezen.
De A-G meent dat deze afwijzing onterecht is.
De Hoge Raad stelt vast dat de dwangsombepaling bij niet-tijdig beslissen van bestuursorganen
geldt bij iedere beschikking op een verzoek van een belanghebbende om een beslissing
te nemen. Deze bepaling ziet dus niet alleen op besluiten in de vorm van een voor
bezwaar vatbare beschikking. In de onderliggende zaak heeft de kantonrechter vastgesteld
dat de mede-eigenaar van het pand na het verstrijken van de beslistermijn de gemeente
in gebreke heeft gesteld. Daarom had de kantonrechter volgens de Hoge Raad moeten
oordelen dat de gemeente nalatig is gebleven in het nemen van de beslissing. Daarmee
heeft de gemeente onrechtmatig gehandeld tegenover de mede-eigenaar. Omdat het verzoek
om een dwangsom in deze zaak ziet op een niet voor bezwaar vatbare beschikking, kan
de bestuursrechter daarover niet oordelen. Aangezien de bestuursrechter geen rechtsbescherming
kan bieden, legt de Hoge Raad deze taak neer bij de kantonrechter. Daarmee verklaart
de Hoge Raad het cassatieberoep gegrond.

Bron: Hoge Raad 03-02-2023