Op Prinsjesdag heeft staatssecretaris Van Rij in een brief aan de Tweede Kamer aangegeven
waarom aan niet-bezwaarmakers geen rechtsherstel wordt geboden. In de brief meldt
hij dat het kabinet tijdens de integrale besluitvorming over de begroting hiertoe
heeft besloten. De brief bevat een toelichting op dit besluit.

In de podcast ‘Betrouwbare Bronnen’ gaf de staatssecretaris Van Rij onlangs aan dat
niet-bezwaarmakers om ambtshalve vermindering kunnen verzoeken als het werkelijk rendement
in de afgelopen jaren lager was dan het forfaitaire rendement in box 3. Daarbij gaf
hij aan hier verder niet op vooruit te willen lopen, omdat hij hier op Prinsjesdag
op terugkomt. Dit werd in de media als een positief signaal opgevat.
In de brief geeft de staatssecretaris echter aan dat verzoeken om ambtshalve vermindering
zullen worden afgewezen. Dit is in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 20 mei
2022.
De eerder geschetste scenario’s voor rechtsherstel voor de niet-bezwaarmakers zijn
afgewogen tegen de vele andere vraagstukken die momenteel een rol spelen bij het opstellen
van de begroting, zoals compensatie voor koopkrachtverslechtering vanwege de zeer
hoge inflatie. Het kabinet heeft in dit verband alles afwegend besloten om de beperkt
beschikbare budgettaire middelen in te zetten voor het ondersteunen van de koopkracht
van burgers en om geen herstel te bieden aan niet-bezwaarmakers.
Overigens blijkt uit het pakket Belastingplan 2023 dat voor de aanslagen over de kalenderjaren
2021 en 2022 rekening wordt gehouden met de forfaitaire spaarvariant uit het besluit
rechtsherstel box 3 mits dat voordeliger is. Die aanslagen lager worden vastgesteld
indien de nieuwe berekening van het voordeel uit sparen en beleggen lager uitkomt
dan de oorspronkelijke berekening in box 3.

Bron: MvF 20-09-2022