De Hoge Raad bevestigt dat het loonkostenvoordeel oudere werkgever is toe te passen
na de overgang van een onderneming.

Een vrouw is op 1 maart 2018 een dienstbetrekking aangegaan bij een eenmanszaak die
edelstenen bewerkt en sieraden vervaardigt. Op 26 april 2018 geeft het UWV ten name
van de vrouw een doelgroepverklaring af. Daardoor is het loonkostenvoordeel (LKV)
oudere werknemers toe te passen. De ondernemer zet zijn eenmanszaak op 7 mei 2018
om in een VOF met zichzelf en zijn echtgenote als vennoten. De VOF wil over de periode
van 1 mei 2018 tot en met 31 december 2018 het LKV oudere werknemers toepassen. De
inspecteur weigert echter de toepassing van dit LKV. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden
was deze weigering onterecht. Maar de staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie
tegen de hofuitspraak.

Doel van LKV Men kan stellen dat door de overgang van rechten en verplichtingen op de nieuwe werkgever
een nieuwe dienstbetrekking ontstaat, aldus de Hoge Raad. Het tijdstip van overgang
van de onderneming is dan het moment waarop de dienstbetrekking ontstaat. De nieuwe
werkgever kan onder die redenering niet het LKV oudere werknemer toepassen voor het
restant van de driejaarsperiode. Maar dat gevolg botst met het doel van het LKV. Het
LKV is immers bedoeld om werkgevers via een financiële prikkel te stimuleren mensen
in dienst te nemen uit bepaalde doelgroepen die een kwetsbare positie hebben op de
arbeidsmarkt.

Nieuwe werkgever moet om LKV verzoeken In deze zaak is ook van belang dat de overgang heeft plaatsgevonden zonder dat de
werkgever en werknemer dat eerst zijn overeengekomen. De Hoge Raad vindt het daarom
meer voor de hand liggen om na overgang van een onderneming voor wat betreft een LKV
het volgende uitgangspunt te volgen. Dat uitgangspunt luidt dat het tijdstip waarop
de oorspronkelijke werkgever en de werknemer het eens zijn geworden over het aangaan
van de dienstbetrekking, het moment is waarop de dienstbetrekking is aangevangen.
De omstandigheid dat de werknemer in geval van overgang van de onderneming een andere
werkgever krijgt, heeft wel een consequentie. De nieuwe werkgever moet namelijk het
verzoek om een LKV oudere werknemer doen voor zover het verzoek betrekking heeft op
de periode na die overgang. In deze zaak heeft de VOF dat ook gedaan. Daarom verklaart
de Hoge Raad het cassatieberoep van de staatssecretaris ongegrond.

Bron: Hoge Raad 24-05-2024.