Volgens de Hoge Raad moeten alle bedrijfsactiviteiten van de ondernemer voor de toepassing
van de kleineondernemersregeling tezamen in aanmerking worden genomen.

Een belastingadviseur is voor de omzetbelasting ondernemer. In 2018 heeft hij op zijn
woning zonnepanelen laten installeren. Voor de zonnepanelen doet de ondernemer een
beroep op de kleine ondernemingsregeling (KO-regeling). De inspecteur heeft het verzoek
van adviseur om toepassing van de KO-regeling met de daarbij behorende ontheffing
van administratieve verplichtingen afgewezen.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is de afwijzing terecht, omdat daarvoor niet alleen
de exploitatie van de zonnepanelen in aanmerking moet worden genomen, maar die exploitatie
tezamen met de belastingadvieswerkzaamheden. Hiertegen komt de belastingadviseur in
cassatie, echter zonder succes.
Op basis van art. 25 Wet OB kan de ondernemer gebruik maken van de KO-regeling. De
wettekst noch die van de uitvoeringsbepalingen wijst er volgens de Hoge Raad op dat
de ondernemer de mogelijkheid heeft om voor toepassing van de KO-regeling de door
hem verrichte belastbare prestaties toe te rekenen aan ‘afzonderlijke ondernemingen’
en op die ondernemingen de KO-regeling selectief toe te passen. Uit de wetsgeschiedenis
is ook niet af te leiden dat de mogelijkheid van een dergelijke splitsing is beoogd.
Alle bedrijfsactiviteiten van de ondernemer moeten voor de toepassing van de KO-regeling
dan ook tezamen in aanmerking worden genomen.

Bron: HR 27-01-2023