Een verzoek om ambtshalve vermindering moet zijn ingediend binnen vijf jaar na het
einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft. Als de Belastingdienst
een aanslag na deze vijfjaarstermijn oplegt, kan geen ambtshalve vermindering meer
worden gevraagd.

Iemand ontvangt een navorderingsaanslag IB/PVV 2013 met dagtekening 30 maart 2019.
Ook is een vergrijpboete opgelegd van € 4.552. Bij brief van 24 september 2019 heeft
die persoon een verzoek om ambtshalve vermindering ingediend. De inspecteur wijst
het verzoek om ambtshalve vermindering af, omdat het is ingediend na vijf jaar na
afloop van het jaar waarop de belastingaanslag ziet.
Hof Amsterdam is van oordeel dat de inspecteur dit verzoek terecht heeft afgewezen
omdat het na afloop van de vijfjaarstermijn is ingediend. De Hoge Raad onderschrijft
die beslissing. De omstandigheid dat een verzoek om ambtshalve vermindering moet zijn
ingediend binnen vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag
betrekking heeft, brengt mee dat een dergelijk verzoek niet meer mogelijk is indien
die belastingaanslag wordt opgelegd na het einde van deze vijfjaarstermijn. Deze onmogelijkheid
is het gevolg van de keuze van de regelgever om de termijn voor indiening van een
verzoek om ambtshalve vermindering afhankelijk te stellen van het einde van het kalenderjaar
waarop de belastingaanslag betrekking heeft. Nu tegen een navorderingsaanslag als
de onderhavige een rechtsmiddel kan worden aangewend, kan niet worden gezegd dat het
handhaven van de vijfjaarstermijn in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.

Bron: Hoge Raad 02-12-2022