Komen huwelijkspartners huwelijkse voorwaarden overeen met een periodiek verrekenbeding?
Dan is het belangrijk het begrip inkomen goed te definiëren. Rechtbank Den Haag heeft
bepaald dat tot het te verrekenen inkomen van de man alleen de daadwerkelijk van de
bv genoten arbeidsinkomsten behoren.

In 2003 zijn een man en vrouw gehuwd onder huwelijkse voorwaarden met uitsluiting
van elke huwelijksgoederengemeenschap. In de huwelijkse voorwaarden is een bepaling
opgenomen over de verdeling van de kosten van de huishouding. Deze kosten komen naar
evenredigheid ten laste van de netto-inkomens van de man en de vrouw. Verder staat
in de huwelijkse voorwaarden wat onder netto-inkomen wordt verstaan, te weten de winst
uit onderneming in de zin van de Wet IB 2001 en loon in de zin van de Wet LB. Winst
uit onderneming is kortgezegd ook de winst van een bv. De winst is dan minimaal het
gebruikelijke loon zoals art. 12a Wet LB bepaalt. Kan op grond hiervan geen netto-inkomen
worden bepaald en heeft een van de echtelieden dividend uit de bv genoten, dan behoren
die ook tot de netto-inkomens. Tijdens het huwelijk oefenen de man en de vrouw hun
ondernemingsactiviteiten uit in hun bv’s. Op 25 februari 2021 heeft de man de rechtbank
verzocht de echtscheiding uit te spreken. In geschil bij Rechtbank Den Haag is onder
meer de uitleg van het periodieke verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden. De
vrouw wil in de verrekening ook het in de bv’s opgebouwde vermogen, althans de waarden
van de aandelen van de ondernemingen, betrekken.
De rechtbank overweegt dat de definitie van netto-inkomen in de huwelijkse voorwaarden
moet worden uitgelegd met behulp van de Haviltex-maatstaf. Grammaticaal gezien hebben
partijen nadrukkelijk aangegeven dat te verrekenen netto-inkomen uit een bv beperkt
blijft tot het daadwerkelijk genoten bedrag. Is er geen netto-inkomen genoten dan
geldt als netto-inkomen het genoten dividend uit de bv.
De vrouw stelt dat de inkomsten van partijen gezamenlijk zijn. De rechtbank oordeelt
dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat de bedoeling van partijen een volledige
gemeenschap van inkomen is geweest. Volgens de rechtbank hebben de man en de vrouw
nadrukkelijk uitzonderingen op het inkomensbegrip opgenomen. Zo behoren niet tot het
inkomen stakingswinst bij staking van een IB-onderneming of vervreemding van aanmerkelijkbelangaandelen.
Partijen lijken hiermee bewust de in de bv’s opgepotte winsten te hebben willen uitsluiten
van het begrip netto-inkomen. Het begrip netto-inkomen in de huwelijkse voorwaarden
hebben daarom volgens de rechtbank de betekenis die de man daaraan toekent, namelijk
dat de partijen de bedoeling hebben gehad en ook redelijkerwijze moesten begrijpen
dat de niet-uitgekeerde winsten van de bv’s niet voor verrekening in aanmerking komen.

Bron: Rb. Den Haag 15-11-2022 (gepubl. 02-12-2022)